Vannacht liet Trami dan eindelijk van zich horen. Letterlijk, met heel veel wind en regen. Volgens het Japans meteorologisch instituut is al 25 jaar geleden dat er in Anbo, waar we verblijven, nog zoveel regen is gevallen in 1 nacht. Maar toen we opstonden was het windstil en scheen de zon. De weerapp op onze telefoon maakte snel duidelijk dat we ons in het oog van de tyfoon bevonden. Schade aan het huis was er niet, we zagen buiten wel afgerukte takken en omgewaaide borden.
En het was wellicht niet erg verstandig van ons, maar we wilden toch even buiten, en wandelden dan ook naar de zee, zo’n 20 minuten van onze verblijfplaats. Nog voor we daar toekwamen, kwam de uitbater met de auto langsgereden en gebaarde dat we moesten instappen. Hij bracht ons iets verder naar de kust en daar zagen we een bijzonder fenomeen, dat zich blijkbaar enkel voordoet net na het passeren van een tyfoon in combinatie met hoogtij: windstil, mooi weer en een spectaculair woeste zee. Impressionant.
We reden ook nog even langs het “strand” dat hier in de buurt ligt, maar toen sloeg het weer letterlijk in een paar minuten helemaal om: enorme windstoten en felle regen: het tweede deel van de tyfoon was gearriveerd. Een geluk dus dat de uitbater ons was komen zoeken met de auto, we zouden doornat geweest zijn en wellicht was het ook niet helemaal veilig geweest.
We moesten de uren daarop dus noodgedwongen binnen doorbrengen, tot de tyfoon voorbij was. Ook daarna bleef het nog regelmatig wat regenen en waren er af en toe windstoten, maar er waren ook droge periodes, dus trokken we erop uit, op zoek naar een koffie in het stadje en daarna ook even naar het strand. Dat is niet echt een strand, eerder een stukje zee dat van nature wat beschermd ligt en waar ze een betonnen constructie met trappen tot in de zee gebouwd hebben.
Terug in het gastenverblijf vroeg de gastvrouw wat we morgen zouden doen. Toen we haar vertelden dat we naar Yakugiland wilden, schudde ze van nee, ging ze even telefoneren en legde dan uit dat er takken op de weg lagen en dat er ook morgen geen bussen zouden rijden. Een alternatief was Shiratani Unsuiko, maar dat ligt in het noorden van het eiland en daarvoor zouden we beter een one-day buspass gekocht hebben, wat we niet hadden gedaan omdat dat voor Yakugiland geen zin had. Het was inmiddels 17:30 en de toeristische dienst, waar zo’n passen verkocht worden, sloot om 18:00. Die dienst ligt aan de haven, een eindje van waar we logeren, dus te voet zouden we dat niet meer halen. De gastvrouw bracht ons dan met de auto ernaar toe en daar hoorden we, tot onze verbazing en ook wel wat frustratie, dat het nog niet zeker zou zijn dat er morgen bussen naar Unsuiko zouden rijden. Telkens kregen we hetzelfde excuus: “Tyfoon, tyfoon, solly, solly”. Die excuses brachten geen zoden aan de dijk, ok, er was een tyfoon geweest, maar die was, vonden wij, vergelijkbaar met een fikse storm bij ons. Dat je meer dan een dag erna nog steeds geen bussen zou kunnen laten rijden, lijkt ons dan ook wel wat kras. We krijgen opnieuw het gevoel dat de Japanners zich snel bij iets neerleggen, wat op het eerste zicht wat vreemd is, want het lijkt alsof alles hier goed geregeld is. Maar dat is dus maar schijn, of beter, dat is misschien wel zo, zolang alles zijn normale gangetje gaat. Maar zo gauw er ook maar iets gebeurt, lijken ze zich wat te laten gaan. We hadden dat gevoel eerder al in Hokkaido, toen ruim 2 weken na de aardbeving de trein die we wilden nemen blijkbaar nog steeds afgeschaft was, en er dan blijkbaar ook geen vervangende busdienst kan ingelegd worden.
Opnieuw spelen de natuurelement ons dus parten, of beter, de natuurelementen in combinatie met het schijnbare onvermogen van de Japanners om efficiënt met dit soort situaties om te gaan.
Het is dus opnieuw wachten tot morgen om te weten wat we kunnen doen.

