Vandaag zitten we in Nagasaki. Uiteraard kan je dan niet om de atoombom van 9 augustus 1945 heen. Maar eerst bezochten we Sōfuku-ji, een tempel voor het Zen boeddhisme en oorspronkelijk gebouwd in 1629 voor de Chinese inwoners van Nagasaki in een Chinese stijl. Er was niemand.
Vooral de toegangspoort, de Ryugumon (Poort van het Drakenpaleis), kon ons bekoren.
Daarna namen we de supertrage en ronduit inefficiënte ‘Streetcar’ naar de National Peace Memorial Hall for the Atomic Bomb Victims. Die streetcars zijn stokoude trams die als belangrijkste vervoermiddel voor het openbaar vervoer gebruikt worden, maar totaal onaangepast zijn aan de moderne noden: de trams zijn veel te klein, ze gaan heel erg traag en moeten aan elk kruispunt stoppen voor rode lichten die vaak erg lang op rood staan. Bovendien moet iedereen in het midden opstappen en vooraan uitstappen, waarbij dan exact 120 yen in muntstukken in het apparaat bij de bestuurder moet gegooid worden. Uiteraard verlies je daardoor bij elke stop ook nog heel wat tijd, omdat iedereen die af wil stappen aan een bepaalde halte, zich door de tram moet wurmen, wat vaak bijzonder moeilijk is omdat de trams overvol zitten.
In het begin van de twintigste eeuw werd Nagasaki een belangrijke marinebasis met enorme munitiefabrieken die de oorlogen van Japan bevoorraadden in China en de rest van Azië, waardoor het een duidelijk doelwit werd voor Amerika’s tweede atoombom in 1945. Toch was het de slechte zichtbaarheid op Kokura, die de B-29 bommenwerper Bock’s Car dwong bij gebrek aan brandstof voor Nagasaki te kiezen. Het weer was daar ook slecht, maar toen de bommenwerper op 9 augustus om 11.00 uur de Urakami-gawa uitvloog, onthulde een korte opklarinng tussen de wolken een sportstadion net ten noorden van de fabrieken en de scheepswerven. Een paar ogenblikken later explodeerde “Fat Boy”. Naar schatting zijn in de eerste paar seconden meer dan 70.000 mensen omgekomen; 75.000 raakten gewond en bijna veertig procent van de huizen in de stad werd vernietigd door de ontploffing en de bosbranden. Tegen 1950 had de blootstelling aan de straling het aantal doden doen oplopen tot 140.000. In de Peace Memorial Hall worden deze slachtoffers herdacht, met 12 zuilen van licht die de hoop op vrede symboliseren. Vlak naast de Hall ligt het Atomic Bomb Museum waarin de gruwel van de atoombom duidelijk gemaakt wordt. Het museum slaagt daar veel beter in dat het gelijkaardige in Hiroshima.
Buiten markeert een kolom van zwart marmer markeert het epicentrum van de explosie.
Vlakbij ligt het Peace Park. Het park wordt bewaakt door het gespierde vredesbeeld van de Japanse beeldhouwer Kitamura Seibō (1884-1987), dat in 1955 onthuld werd. Het beeld wijst naar de hemel als waarschuwing voor de bom en de dood, zijn linkerhand is uitgestrekt in een gebaar van vrede, en zijn ogen zijn gesloten in gebed voor de zielen van hen die zijn gestorven. Een been is geplooid in een meditatieve houden, terwijl zijn linkervoet op de grond rust, klaar om op te staan en de mensen te helpen.
Het museum en het park zijn blijkbaar verplichte kost voor de schoolgaande jeugd. Honderden kinderen zwermen door het gebouw en het park. En op die schooluitstap heeft elke groep ook een fotograaf mee, die regelmatig vraagt van in groep te poseren.
Voor we teruggingen naar de binnenstap, bezochten we nog de herdenkingshall van Nagasaki Takashi. Een klein museum ter nagedachtenis aan het werk van deze radioloog (1908-51), die zijn laatste jaren wijdde aan de zorg voor die getroffenen van de straling voordat hijzelf bezweek aan leukemie.
Dan moesten we weer die onhandige streetcar op, naar Dejima. Dat was een door mensen gemaakt eiland in de haven van Nagasaki, gebouwd in 1636 om Portugese inwoners te scheiden van de Japanse bevolking en hun missionarissen te controleren. Een paar jaar later werden de Portugezen verbannen uit Japan en de Nederlandse handelspost, voorheen gevestigd in Hirado, werd verplaatst naar Dejima. De bewegingsvrijheid van de Nederlanders werd beperkt tot Dejima gedurende twee eeuwen van Japans isolationisme (Edo periode). De Nederlanders leefden op Dejima onder strikte beperkingen. Het eilandje, dat ongeveer zo groot was als de Dam van Amsterdam, was slechts via één brug toegankelijk. Er mocht maar een beperkt aantal (10 tot 15, op zijn hoogst 20) Nederlanders op het eiland verblijven en, behalve een jaarlijks bezoek aan de shogun in Edo, mochten zij niet van hun eilandje af. Tegenwoordig is Dejima geen eiland meer, omdat de omgeving in de 20e eeuw ingepolderd werd. Een aantal historische gebouwen van Dejima bevinden zich nog steeds in dit gebied, waaronder verschillende woningen, pakhuizen, muren en poorten. Het plan bestaat om Dejima terug in een eiland te veranderen door langs vier zijden grachten te graven. Langs eens zijde is dat onlangs gebeurd, waardoor je opnieu via de hoofdpoort binnen kan. De langdurige aanwezigheid van Nederlanders is hier duidelijk zichtbaar: je kan zelfs een folder in het Nederlands krijgen! We zagen ook Nijntje en het portret van Willem-Alexander. Een erg interessante plek om te bezoeken.
Vermits we meer dan genoeg hadden van die Street Car, wandelden we naar onze volgende bestemming, de Glover Garden, waarbij we een tussenstop maakten bij een kleine koffieshop waar we door een bijzonder vriendelijke dame niet alleen een erg lekker kopje koffie kregen, maar ook water, tot 2 keer toe.
Glover Garden ligt op een heuvel met uitzicht op de haven, aan de zuidelijke rand van de voormalige Europese concessie. Op deze plek leefde dat een kleine groep rijke westerlingen in het midden van de 19e eeuw. Het gebied is nu een park en een openluchtmuseum waarin negen elegante, koloniale herenhuizen zijn gereconstrueerd. Van buitenaf zijn die nog wel min of meer de moeite, binnenin heeft men geprobeerd de sfeer van die 19e eeuw op te wekken met wat meubels en foto’s, maar dat is op een amateuristische, en eigenlijk on-Japanse manier gedaan. Het werkte alleszins niet voor ons.
’s Avonds zijn we dan gaan eten in Kagetsu. Dat was een aparte belevenis, omdat je je eigen tatami-kamer krijgt en iemand die je persoonlijk bedient. We kregen een reeks kleine, bijzondere gerechten. Erg lekker!